Aderlating van € 600.000?
Uit de pers hebben wij (raadsfracties van de POV, GL en de PvdA) moeten vernemen dat de gemeente Vlissingen druk bezig is met een oplossing te zoeken voor de BTW-regeling voor het Dok van Perry. De belastingdienst zou € 600.000 aan BTW terugvorderen wanneer het Museumschip De Mercuur in het dok komt te liggen als toeristentrekker. Voorlopig ligt De Mercuur om die reden aan de Houtkade. De summiere informatie waarover wij beschikken geeft in ieder geval aanleiding tot de volgende vragen:
1. Sinds wanneer is het college op de hoogte van de mogelijke BTW-terugvordering?
2. Hoe is het college hierover geïnformeerd? Was dit zogenaamd een verrassing?
3. Had dit eerder bekend moeten / kunnen zijn?
4. Sinds wanneer is het probleem bij het bestuur van de Stichting Maritiem Erfgoed Vlissingen (SMEV) bekend, en wanneer is voor de huidige (tijdelijke) oplossing gekozen?
5. Het is duidelijk dat de SMEV eerder op de hoogte was van de problematiek dan de gemeenteraad. Tot op heden heeft de gemeenteraad hierover van het college geen enkele informatie ontvangen. Waarom is de gemeenteraad niet gelijktijdig met het bestuur van de SMEV geïnformeerd en hoe valt dit te rijmen met de actieve informatieplicht?
6. Was het probleem voorkomen als er een aparte stichting was opgericht om het schip te beheren en te onderhouden? De SMEV zou dan alleen de exploitatie (gebruik, rondleidingen, inrichting, kaartverkoop, de bar et cetera) moeten regelen. De overeenkomst regelt de gemeente dan met die nieuwe stichting, die niets met commercie te maken heeft. Zie als bijvoorbeeld de sport, waar wel eens een vereniging + beheerstichting naast elkaar bestaan.
7. De Houtkade is een niet vergunbaar deel van de haven. Wel kan het deel in een separate overeenkomst aan de SMEV in gebruik worden gegeven. In elk geval is liggeld verschuldigd, conform de Verordening op de heffing en invordering van binnenhavengeld Vlissingen 2017, zoals door de gemeenteraad vastgesteld. Hoe heeft u dit geregeld met de stichting?
8. Als u zich in dat verband beroept op artikel 5 van bovengenoemde verordening, om
welke bedragen gaat het dan?