Vragen over brief wethouder De Jonge
Met de brief van wethouder De Jonge wordt via Leon Riekwell de PvdA neergezet als partij die via een persiflage van wethouder De Jonge politiek zou bedrijven. Wij hebben net als de wethouder begrepen dat Leon Riekwell deze – zoals door de wethouder zelf in zijn brief genoemd – spotprent op persoonlijke titel als kunstenaar heeft gemaakt.
De PvdA is van mening dat de wethouder al eerder onterechte en onjuiste opmerkingen heeft gemaakt over eerdere standpunten van de PvdA. In zijn brief van zondag 5 maart jongstleden gaat de wethouder hierin verder. Daarom hebben wij de volgende schriftelijke vragen gesteld aan het college van B&W van Vlissingen:
1. Wat maakt dat de wethouder de PvdA met de spotprent associeert en de PvdA er ongefundeerd van beschuldigt achter deze spotprent te zitten? Temeer omdat Leon Riekwell zijn naam er bij heeft vermeld en nergens de PvdA noemt.
2. Afhankelijk van het antwoord op vraag 1 menen wij vals beschuldigd te zijn door de wethouder, graag hierop een reactie.
3. Hoe kijkt de wethouder in zijn algemeenheid aan tegen valse beschuldigingen, en in het bijzonder tegen valse beschuldigingen door bestuurders?
De inhoud van de brief bevat onjuistheden en selectieve informatie waardoor ook onwaarheden ontstaan. Zaken worden ook uit het verband getrokken. Dit kan de wethouder ook zelf nalezen, daarom een verwijzing naar de notulen van de raadsvergadering van 31 maart 2011, maar ook naar recente raadsvergaderingen waar de wethouder zelf aanwezig is geweest. De volgende vragen:
4. Wat maakt dat de wethouder stelt dat de PvdA altijd voor het volbouwen van het Nollebos is geweest? Hoe is dat vol te houden als het woordelijk verslag van 31 maart 2011 er op nagelezen wordt?
5. Wat maakt dat de wethouder vaak alleen de PvdA aanwijst, als het gaat om eerdere besluitvorming? De PvdA had geen meerderheid in de raad.
Wat de PvdA betreft dient een goede wethouder de verbinding te zoeken met de burgers. Verder is een wethouder verantwoordelijk voor zijn eigen beslissingen en handelen, uiteraard in goed overleg met de collega’s in het college. De volgende vragen:
6. Kunnen wij de conclusie trekken dat het college achter deze open brief staat?
7. Hoe kijkt de wethouder / het college aan tegen de ‘vrijheid van meningsuiting’ in zijn algemeenheid en in het bijzonder door middel van spotprenten zoals in dit geval?